Behangen is het aanbrengen van behang op de muur. Dit wordt gedaan door rollen met behangpapier ongeveer op de juiste lengte te knippen, met behangplaksel te besmeren en daarna op de muur aan te brengen. De eerste baan wordt meestal met een schietlood recht gehangen. Volgende banen kunnen 'tegen elkaar aan gestoten', en vervolgens aangerold met een 'nadenrollertje'. Als 'door de hoek' behangen wordt, moet eerst de ene wand gladgestreken worden, en daarna pas de andere. De onder en bovenkant kan het beste met een 'afbreekmesje' afgesneden worden. Beneden kan het behang 'over de plint getrokken' worden, waarna het 'over de plint afgesneden' kan worden. Het als laatste nog even 'aankloppen' met de borstel.
Om te beginnen worden op de 'behangtafel' alle te plakken banen (uittellen) uitgerold, en met de juiste zijde boven gekeerd. Zo kan er aan één stuk door gewerkt worden, met het aanbrengen van het behang.
Wanneer het behang een motief heeft, dient bij het op lengte knippen erop gelet te worden, dat er genoeg extra lengte wordt geknipt om het motief op de juiste plek te schuiven Vaak staat dit op de rol, zoals meer tekens.
Om te voorkomen dat het behang op de muur vol met bellen en blazen komt te zitten, moet de behanglijm eerst goed in het behang trekken (een paar banen vooruit smeren). Dan moet het bovenaan de muur worden aangebracht, en voorzichtig naar beneden worden uitgestreken en naar de zijkanten.
Handige hulpmiddelen bij het behangen zijn:
Er is ook glasvezelbehang die meestal breder is (1 meter) dan gewoon behang (52 centimeter). Bij deze behangsoort wordt 'de muur ingesmeerd' met 'speciale lijm' en een 'roller'. Het teveel aan lijm wordt eronder vandaan/ glad gestroken met een 'spatel'. De Glasvezels moeten worden afgewerkt met 2 lagen '(muur)verf'.