Dakbedekking of dakbekleding is een beschermende laag die op een plat of hellend dak wordt aangebracht, om dit waterdicht, sneeuwdicht en tochtvrij te maken.
De dakbedekking moet liefst onbrandbaar, bestand tegen atmosferische invloeden, licht van gewicht zijn, alsmede weinig onderhoud vragen en eenvoudig zijn aan te brengen. Bij schuine of hellende daken zijn vorm en kleur van de dakbedekkingselementen van belang want zij bepalen uiteindelijk het esthetisch effect van het gebouw waarop ze zijn aangebracht. Bij platte daken speelt dit geen rol, wanneer de platte daken als terras worden gebruikt, worden aan de dakvloer speciale eisen gesteld.
Platte daken vragen een geheel waterdichte bedekking. Bij hellende daken moeten de bedekkingselementen afwaterend zijn aangebracht, dat wil zeggen het water dient er van af te lopen zonder naar binnen te dringen, het dak is in letterlijke zin niet waterdicht. Verder is het van belang dat de dakbedekking dampdoorlatend is. Is dat niet het geval dan dient aan de binnenkant van de dakconstructie een dampremmende laag te worden aangebracht om te verhinderen dat woonvocht in de constructie dringt en condensatie veroorzaakt.
Vroeger werd vaak materiaal voor dakbedekking gebruikt wat in de omgeving voorhanden was. In Nederland vond er vanaf de middeleeuwen verstening plaats in dichtbebouwde omgevingen om het risico op stadsbranden te verminderen. Daken met een bedekking van brandbaar materiaal als riet werden hierbij vervangen door niet brandbare materialen zoals dakpannen.
De meest bekende materialen voor dakbedekking zijn: