Een hoed is soort hoofddeksel. Een hoed heeft vaak, maar niet noodzakelijkerwijs, een rand. Zowel mannen als vrouwen kunnen een hoed dragen, de hoed voor vrouwen is doorgaans kleuriger en gevarieerder van vorm.
Een hoed kan gedragen worden
In de Rooms-katholieke Kerk is het nog steeds gebruikelijk dat vrouwen hun hoed ophouden tijdens het misbezoek, maar mannen hun hoed afnemen. In vele oude kerken kan men dit gebruik terugzien aan het verschil in de vorm van de banken voor mannen en vrouwen.
Ook in bevindelijk gereformeerde kerken worden vrouwen nog steeds verzocht het Huis Gods te betreden met een hoofddeksel op. Dit omdat een vrouw een macht op haar hoofd dient te hebben.
In veel steden was het gebruikelijk om met behulp van een speciaal daarvoor vervaardigde " keurhoed" en een aantal zwarte en witte bonen burgemeesters en andere functionarissen aan te wijzen. In Groningen zijn keurhoed en bonen bewaard gebleven. Zij zijn in bruikleen gegeven aan het Groninger Museum.
In veel Britse en Schotse plechtigheden spelen hoeden, die op- en afgezet worden of juist worden opgehouden een grote rol. De driekantige hoed van de baronnen wordt nog steeds gedragen door de leden van de rekenkamer en de "Queens remembrancer", de functionaris die de feodale schattingen int waarop de Britse kroon recht heeft.
In de heraldiek komen hoeden vooral in Duitse wapenschilden voor. Een bekend voorbeeld is het wapen van de graven Holtrop waarin een rode muts met omgeslagen bontrand als helmteken is afgebeeld.
Als teken van hun rang droegen de keurvorsten van Heilige Roomse Rijk van de Duitse Natie een hoed. Deze keurhoed (Duits: "Kürhut") was van rood fluweel en met bont gevoerd. De hoed onderscheidt zich van een koningskroon omdat er geen diadeem is. Deze kroon staat ook in de wapens afgebeeld. Duitse vorsten dragen een vorstenhoed (Duits: "Fürstenhut"). Duitse Hertogen dragen een hertogshoed, een hoed van rood fluweel met een omgeslagen rand van bont. Deze hoed is, als ware het een kroon, ook versierd met beugels en een rijksappel. Voor 1795 voerden de prinsen in de Zuidelijke Nederlanden ook prinsenhoeden. Ook een aantal Italiaanse prinsen wier titels van Duitse herkomst zijn draagt prinsenhoeden.
In de kerkelijke heraldiek heeft iedere priester recht op een hoed met een bepaald aantal kwasten. Kardinalen dragen als teken van hun rang een rode hoed met een brede rand.
In het jodendom moeten de mannen hun hoofd bedekt houden uit eerbied voor God (vanaf twee meter afstand van het bed en niet bij het douchen of baden). Joden dragen daarom buiten vaak een hoed, in plaats van (of over) een keppel die binnenshuis gedragen wordt. Ook bij het bezoeken van een sjoel (synagoge) en een Joodse begraafplaats worden Joden en ook andere volwassen mannelijke bezoekers verondersteld een hoed of keppel te dragen.
In Engeland droeg een echte gentleman in het verleden meestal een hoed.
In Engeland dragen de vrouwen op "Hatting day" tijdens de paardenraces van Ascot in officieuze onderlinge competitie de meest extravagante hoeden. De oorspronkelijke functie van de hoed, het bedekken van het hoofd, raakt hierbij geheel op de achtergrond. Een hoofddecoratie die het hoofd niet bedekt wordt een fascinator genoemd. Een Nederlandse, maar minder extravagante competitie vindt plaats op Prinsjesdag, als koningin Beatrix, een bekend hoedenliefhebster, en vrouwelijke leden van de Staten-Generaal met hoeden pronken. In het verleden gold het als onbeleefd om een opvallender of grotere hoed dan de koningin en de prinsessen te dragen.