Uitgelichte haardenverkopers in (de buurt van) Leiden
Griffioen De Openhaardencentrum
Rotterdam,
Zuid-Holland
Kok Openhaarden & Bouwbedrijf Thomas
Pijnacker-Nootdorp,
Zuid-Holland
Lansingerland,
Zuid-Holland
Westland,
Zuid-Holland
Den Haag,
Zuid-Holland
Hillegom,
Zuid-Holland
Zoek naar de beste haardenverkopers in uw omgeving
Andere populaire bedrijven in Leiden
Bekijk ook:
Informatie over Open Haard
Open Haard
Een open haard is een vuurplaats in huis, primair voor ruimteverwarming, en daarnaast soms nog andere doeleinden dienend, namelijk om voedsel te koken en heet water te bereiden, om voedingsmiddelen te conserveren door te roken, voor verlichting, en om de ventilatie te bevorderen.
Geschiedenis
Reeds sedert het paleolithicum was het open vuur de belangrijkste wijze om een ruimte te verwarmen. Het vuur hield tevens de roofdieren op afstand. Toen men woningen ging bouwen, bestond de stookplaats aanvankelijk uit stenen of -later- een ijzeren vuurplaat waarop de brandstof (hout en, toen dit omtrent de 16e eeuw schaars werd, ook turf) werd gestapeld. De rook ontsnapte door een gat in het dak. Daar de huizen voornamelijk uit hout opgetrokken en rietbedekt waren, leidde dit systeem, en met name de daardoor veroorzaakte vonken, vaak tot brand. Met de komst van stenen gebouwen en huizen deed de schoorsteen zijn intrede. De stookplaats was nu tegen de muur gelegen en de rook werd door een wijde kap afgevoerd. Naast de vuurplaat op de bodem werd nu ook de haardplaat ingevoerd, die verticaal achter het vuur werd opgesteld. In de schouw was meestal een haardhaal bevestigd, waaraan een pot of ketel kon worden opgehangen. Een volgende verbetering was de stapeling van de brandstof op een metalen rooster of vuurkorf. Hierdoor viel de as uit de brandhaard en kon het vuur beter branden. Eventueel kon het vuur aangewakkerd worden met een blaasbalg en kon de zuurstoftoevoer verder worden verbeterd door af en toe te poken. Ook het stoken van steenkool behoorde hiermee tot de mogelijkheden. Onder het rooster werd de as opgevangen in een aspot. Omdat de rookontwikkeling door deze verbeteringen sterk was verminderd kon men het rookkanaal nu ook minder wijd maken. Aldus ontstond de schoorsteenmantel, waarop gewoonlijk een aantal siervoorwerpen zoals borden, werden geplaatst. De open haarden werden geprezen vanwege de sterke ventilatie die deze teweegbracht. Het rendement was echter uitzonderlijk laag, slechts 10%, aangezien de meeste warmte door de schoorsteen ontsnapte. Ook was de meeste warmte directe stralingswarmte. Dit betekende dat men dicht bij het vuur moest zitten, waarbij men aan de vuurzijde te warm werd, terwijl de van het vuur afgewende zijde koud bleef, evenals de ruimte waarin het vuur was aangebracht. Een reden waarom men ook vaak een stoof benutte om de voeten te verwarmen. Om aan deze nadelen het hoofd te bieden werd de kachelhaard ontwikkeld, waarbij een metalen omhulsel, dat nog open was aan de voorzijde, de brandhaard omsloot. Met een klep kon de luchttoevoer en aldus het verbrandingsproces geregeld worden. Door warmte-overdracht aan de lucht kon een circulatieproces binnen de te verwarmen ruimte op gang gebracht worden, waardoor de warmte gelijkmatiger werd verwarmd. Ook was de straling van het metaal aangenamer dan de rechtstreekse straling van het vuur. Uiteindelijk ontstond ook de kachel, waarbij het verbrandingsproces geheel omsloten was, en de centrale verwarming, waarbij een centraal opgestelde verwarmingseenheid werd toegepast en de verwarming door middel van radiatoren werd overgedragen. Reeds einde 19e eeuw begon men hier en daar de gezelligheid van de open haard te waarderen en, naarmate moderner vormen van verwarming hun intrede deden, werd de open haard meer en meer tot een luxe-artikel dat geenszins de belangrijkste warmtebron in de woning meer was. In plattelandsgebieden waar voldoende hout voorhanden is, kan een open haard tot op de dag van vandaag bovendien bijdragen aan brandstofbesparing.