Een slagerij is een winkel gespecialiseerd in vlees en vleeswaren.

De uitbater, vaak ook de eigenaar, noemt men de slager. Het vlees en de vleeswaren zijn over het algemeen, en vroeger zeker, uitsluitend rund- en varkensvlees.

Paardenvlees werd/wordt uitsluitend verkocht door de paardenslager.

Wild en gevogelte wordt verkocht door de poelier. Vaak worden geslachte dieren aangeleverd vanaf het slachthuis, en in de slagerij tot product verwerkt dat aan de consument verkocht wordt.

Slachter

Een oude benaming voor een slager, met name die aan huis slacht, was slachter. Ook het woord vleeshouwer voor slager wordt nauwelijks meer gebruikt.

Vroeger slachtten slagers de dieren zelf, maar tegenwoordig gebeurt dit vaak in slachterijen. Bovendien wordt het versnijden en uitbenen hoe langer hoe meer door gespecialiseerde bedrijven gedaan, die op hun beurt de slagers en supermarkten bevoorraden met de gewenste hoeveelheden en kwaliteit in vacuümverpakking.

Vele slagers verkopen hun goederen in privéondernemingen (slagerijen), maar tegenwoordig wordt ook veel vlees verkocht door supermarkten.

Het slagersberoep is een van de oudere ambachten. De laatste jaren heeft het beroep een flinke verandering ondergaan. Zo zijn veel slagerijen naast vlees ook andere producten gaan verkopen, met name kant-en-klaarproducten. Ook zijn er biologische slagers die zich onderscheiden met biologisch vlees en vleeswaren met het Beter Leven keurmerk.

Tot in de twintigste eeuw kwam het ambacht van slager ofwel slachter, zoals het ook werd genoemd, vaak voor in combinatie met rietdekker ofwel strodekker. In de winter slachtte men het vee voor de boeren in de omgeving, en in de zomer ging men bij diezelfde boeren het dak op om het riet te vervangen. Zo had men in alle seizoenen werk.